johan en mieke in malawi

2.9.07

Week 26 van maandag 13 augustus tot zondag 19 augustus 2007

Een speciale week,

De eerste emoties zijn doorgespoeld met een rood wijntje en een te hard gebakken en uitgedroogde kip op het zonnige terras van Masongola, het beste (?) restaurant in Zomba town.

Maar het kan ons humeur niet deren. Wij zitten terug in ons ritme. Twee tot drie maal in de week naar de stad, drie maal in de week lopen, drie tot vier maal in de week komen onze kinderen op bezoek, en in de plaats van het voetbal is er nu de rechtstreekse voorbereiding om in Sitima met effectieve hulp te beginnen. Daarbij zul je enkele anekdotes kunnen lezen.

1. Wij moeten op onze hoede zijn
Is het ons nieuw huis, is het gewoon het feit dat wij nu zelf verantwoordelijk zijn voor de loodgieterij en de elektriciteit, maar wij worden bedolven onder mensen die aan de poort geld komen vragen, steun voor hun organisatie, verkopen van allerlei artikels, steeds is er een loodgieter, elektricien in huis of onderwegen.
Wij kopen voorlopig geen houtsnijwerken of andere zaken aan de poort en aan individuele vragen voor steun willen wij principieel niet voldoen. Daar zijn verschillende redenen voor:
- geen controle op hun verhaal en situatie
- het wordt vlug ‘a never ending story’, want steeds komen er dan meer en meer mensen voor steun op je af.
- wij willen zoveel mogelijk inzetten op ons ‘gecontroleerde’ project in Sitima.

Waarom moeten wij op onze hoede zijn?
Een voorbeeld: Op een dag, ik denk de tweede dag al na onze aankomst, staan er drie mannen aan de poort (zie Jaap Fischer) en die vertellen mij dat een van hen, Felix, de broer is van Andrew, die voorzitter was van het weeshuis ‘Togetherness’. ‘Was’ is het goede woord want de Felix bracht ons het droeve nieuws dat diezelfde Andrew een week geleden gestorven was. Zij kwamen ons ook herinneren aan het feit dat wij hen nog (een even grote als wij begin dit jaar gedaan hadden) steun beloofd hadden na onze terugkomst. In ieder geval hebben zij niet lang gewacht om ons aan onze belofte te herinneren. Ik zei dat het zo was en dat wij binnen de veertien dagen een bezoek zouden brengen aan hun weeshuis en onze belofte zouden inlossen.
Maar eind vorige week (een week later dus) staat die zelfde Felix weer aan onze poort maar nu vroeg hij steun voor zichzelf, voor zijn kinderen en misschien ook voor de weduwe met haar twee kinderen. Felix trekt op zijn broer maar is een paar maten kleiner dan Andrew. Ik vond dat hij nogal zwom in zijn kleren en Mieke was vooral opgevallen dat hij, ondanks de zonnige dag, veel kleren aan had (hoe armer je bent hoe liever je laat zien wat je hebt, heel menselijk). Misschien nog eens herhalen dat hier de verantwoordelijkheid voor de familie van de man die overleden is, groot is. Op alle gebied is Felix nu verantwoordelijk voor het gezin van Andrew. Ik denk zelfs dat hij alles erft (zo ook de kleerkast van zijn broer Andrew) in plaats van dat de vrouw of de kinderen alles zouden erven. Of hij ook de vrouw zelf erft weet ik niet. Maar hij zweette en zag er heel vermoeid uit... Wij vertellen hem, voor ons de zoveelste keer, dat wij geen individuele steun verlenen, maar dat wij wel bereid waren om projecten als Togetherness een kleine steun te geven, klein omdat ons project in Sitima de grote steun krijgt.
Maar dan kwam de kat op de koord: hij zei dat wij als wij naar Togetherness gingen, wij hem moesten verwittigen. Ik keek wat verbaasd, en toen ‘You can’t trust Malawian people; they are not like your people’. Het deed mij onmiddellijk denken aan de uitspraak: ‘Er zijn veel te veel auto’s in België, behalve mijn auto’. ‘Je kunt geen enkele Malawees vertrouwen behalve mij.’
‘Ik zal haar een papiertje laten tekenen dat zij het geld ontvangen heeft.’
‘No, no, call me, we must be there with three of four members of the committee.’
De vrouw aan wie wij het geld zouden geven lijkt voor ons in ieder geval veel betrouwbaarder dan Felix en zijn gevolg. Verwondert het u nog dat onze argwaan eerst tegen Andrew (ondanks ‘de mortis nihil bene’) en nu tegen Felix groeit. Wij denken er aan om onze steun alleen in natura te geven. Maar ook dat kunnen zij verkopen en het geld in eigen zakken steken.

Nog een voorbeeld: op een dag staat er een Sam voor de deur en hij beweert een wees te zijn en hij zit in het laatste jaar van zijn middelbare studies. Ik doe weer het verhaal dat wij geen individuele steun verlenen. Maar hij haalt er een brief van zijn directeur bij en vertelt langs zijn neus weg dat Steven Paas hem tot nog toe gesteund had en dat Steven Paas van ons gesproken had. Steven Paas is een Nederlander en een Protestantse Predikant die les gaf in de theologische faculteit hier in Zomba. Wij zijn hem gaan opzoeken naar aanleiding van de woordenboeken English/ Chichewa en Chichewa/English die hij gemaakt heeft. Na tien jaar Malawi is hij terug naar Nederland vertrokken begin dit jaar. Wij hadden een goed gesprek en in het …Nederlands. Ik begon te twijfelen en zei het volgende: ik heb het e-mail adres van Steven Paas en zal hem naar meer uileg vragen. Als hij jouw verhaal bevestigt dan zal ik, bij grote uitzondering, je helpen. Ik voegde eraan toe dat hij met niemand hierover mocht praten. Kom eind volgende week eens terug.Ik vond het erg, als zijn verhaal klopte, dat hij juist voor het behalen van zijn einddiploma, zijn studies niet zou kunnen afmaken. Het antwoord van Steven en Rita Paas: Sam is een ordinaire bedrieger, wij kennen die Sam van haar noch pluimen en hij probeert dat ook nog op andere plaatsen. BONG… Benieuwd of hij eind deze week terug komt.

Wij zijn al aan onze tweede loodgieter toe. De eerste vond altijd maar nieuwe tekorten en hij moest altijd nieuwe stukken kopen. Weliswaar had hij telkens een reçu mee maar toch begon ook hier onze argwaan te groeien. Wij riepen de hulp in van een tweede loodgieter en voor deze moesten wij een zelfde product kopen. En wat bleek? Op het reçu van loodgieter 1 stond nagenoeg het dubbele als dat Mieke moest betalen, en wij waren naar dezelfde winkel op de markt geweest. Exit eerste loodgieter, welkom tweede loodgieter, benieuwd hoe lang deze het volhoudt. Ook hij vraag veel te veel voor zijn gepresteerde uren. Wij gingen in discussie. Hij wil niet horen van per uur betaald te worden. Maar de belangrijkheid van het werk bepaalt de prijs. En in dit geval is werken met een geiser heel belangrijk, en ook zwaar en lastig want door een slechte houding heeft hij deze nacht niet goed kunnen slapen wegens rugpijn enz. (Ik kan er aan toe voegen dat hij minstens 1u30 niets heeft gedaan omdat een soort pasta om een gat te dichten minstens 1u30 moest drogen en harden) Hij vroeg 2500 MK (ca 15 euro) voor nauwelijks één dag werk. In onze munt is dat niet veel maar ons personeel verdient nauwelijks het dubbele op een hele maand. Ik vertelde hem dat maar hij wou van geen wijken weten. Hij is een wees en moet ook zorgen voor zijn jongere broertje. Ik wist dat hij ook voor Mr. Thombozi (de vroegere eigenaar van ons huis) gewerkt had en ik zei dat de plaatselijke inwoners veel minder betalen dan wij. Niet waar, zei hij, Mr. Thombozi betaalde mij ook 3000 MK maar na wat doorvragen bleek het dat hij daarvoor op zijn minst 14 dagen heeft moeten werken…Dus 1000 MK is al meer dan genoeg (was al te veel eigenlijk, maar goed hij gaat niet zelf de stukken halen) en als alles in orde is krijgt hij een extra 500 MK. Ondanks het feit dat hij 1000 MK gemist had, nam hij toch lachend afscheid. Het is meer een sport bij de Malawees dan echt willen bedriegen.
Maar genoeg de mindere leuke kant van Malawi belicht. Al kunnen wij daar best mee leven omdat de armoede voor het grootste deel van de bevolking echt schrijnend is en veel verklaard.

2. Bezoek aan ‘ons’ Sitima
Wij hebben ook een bezoek gebracht aan onze dorpje waar het allemaal moet beginnen: Sitima. Na vorige woensdag een vergadering te hebben gehad over YOCE, gingen wij samen met onze drie belangrijkste Malawese vrouwen van YOCE (Grace, Rebecca en de chauffeur van dienst Doreen) vorige zondag op visite in Sitima (ik denk dat de Malawees ‘stima’ zegt).
Twee vrouwen waren echt opgetut ‘à la Callista’ in hun inlandse klederdracht, lees felle kleuren, en daarbij hoort blijkbaat ook een pruik. Voor de betere vrouwen is het haar echt een nachtmerrie, denk ik,. Daarom dragen zij dikwijls pruiken maar ook ontkrullen zij hun haar wat naar het schijnt een heel moeilijke en lange karwei is. Wij waren nogal, vooral ik, casual gekleed.
De rit op zich is al heel speciaal: de eerste vijf km zijn asfaltwegen maar daarna is het een en al ‘holder de bolder’. 20, 25 km per uur is werkelijk het maximum dat je rijden kunt. De weg is wel breed maar zeer hobbelig. Wij hebben tijd om rond te kijken en zien tot onze vreugde dat er langs deze weg elektrische hoogspanning is. Na een 15’ op deze brede weg, slaan wij rechts af aan een plaatselijke markt. Hier ligt de weg misschien niet zo hobbelig maar de weg is zeer smal, nauwelijks een auto breed. Na een goede 5’ zijn wij ter plaatse. Allen komen zij uit een huisje en dragen elk een stoel of een bank. Hebben zij in dat schamele huisje gewacht? In ieder geval het lege pleintje is in een oogwenk gevuld met een twintigtal mannen, een dertigtal vrouwen en een twintigtal kinderen van alle leeftijden. Het blijken bijna allemaal plaatselijke notabelen te zijn. Handjes schudden, iedereen voorstellen, speeches, ik zeg dat ik ook een woordje wil zeggen. Mijn Engels is zwak maar als ik het wat voorbereid (wat ik gedaan had) lukt het wel. Maar als ik zo moet improviseren heb ik zelfs in het Nederlands het moeilijk om mijn gedachten ordelijk en begrijpelijk aan de man te brengen. Daarom, denk ik, dat onze Malawese vrouwen mij niet vroegen om iets te zeggen. Wat onbegrijpelijk is omdat ik weet van Ine en Wim dat de Malawees heel graag heeft dat een blanke hen toespreekt. Zo erg is het dus gesteld met mijn taalgevoel….
Ik had een wat saaie toespraak (in Don Bosco Halle weten zij daar alles van), heel ernstig, alleen in het begin ging ik wat op de vrolijke toer. Ik zei dat wij blij waren in Sitima te zijn; dat Mieke en ik Sitima als ons Malawees kleinkind beschouwen en wie is niet blij om zijn kleinkind te zien? Applaus, blije gezichten, er kwam zelfs een man mij de hand schudden… Na de speeches overhandigden wij hen wat keukenmateriaal, plastieken kommen, borden, tassen, een grote kookpot, enkele grote wasmanden. Applaus, zingen, dansen (applaudisseren doen zij bijna constant ook tijdens de speeches).

Maar de plaatselijke mensen hadden ook niet stil gezeten: zij hadden al tienduizend stenen gekneed en die moesten nog gebakken worden. In totaal hebben zij er 15000 stenen nodig, denken zij. Er lag een hele hoop hout er rond, het was mij niet duidelijk of het hout moest dienen voor het bakken van de stenen of voor de bouw van onze ‘Nurseryschool’. Ik dacht voor het eerste.
Zij lijken mij toch mensen waarmee te werken valt. Ik voel de nood om daar meer te zijn en met hen dieper op de zaken in te gaan. Hoe zien zij onze inbreng? Welke plannen hebben zij in hun achterhoofd? Wat weten zij al van onze plannen Wat denken zij van onze plannen? Het gemis van een auto is groot en dan alleen om naar Sitima te gaan. Maar waarschijnlijk kopen wij pas in december een auto. Ook hun taal moeten wij echt onder de knie krijgen.
Dus voorlopig werken wij aan een traag tempo. Ik kan mij daarmee verzoenen omdat de goedkeuring van onze NGO ook achterstand heeft opgelopen en het is niet goed te veel te doen vooraleer alles officieel in orde is. Mieke en ik hielden een heel warm gevoel over aan ons bezoek. Sitima lijkt op het eerste zicht een uitstekende keuze.

Tot volgende week met meer nieuws
Mieke en Johan