johan en mieke in malawi

11.2.08

Dagboek week 45: van zaterdag 2 februari tot vrijdag 8 februari 2008

Teksten tussen << >> kunnen voor de haastige lezer overgeslagen worden.

Deze tekst zal wellicht ook verschijnen in het tijdschrift van Onderox.

<

Omdat er sinds ons interview in de Gazet van Antwerpen er nieuwe mensen geïnteresseerd zijn in onze actie en omdat het tijdschrift Onderox een stuk van ons dagboek zal publiceren, willen wij nog eens een algemeen overzicht geven over de huidige stand van zaken, de doelen en de noden van ons project.

Onze primaire doelstelling is mensen hier een beter leven te geven. Wij beperken wel sterk onze doelgroep. Wij hebben een speciale benadering opgebouwd. Door eerder opgedane ervaringen hebben wij gemerkt dat meerdere kinderen op 6/7 jarige leeftijd al een grote intellectuele achterstand hebben opgelopen. Omdat wij weigeren te geloven dat het een genetische oorsprong heeft, zijn wij op zoek gegaan naar andere oorzaken van die achterstand. Wij denken dat de algemene hygiëne, voeding en opvoeding de drie belangrijkste oorzaken zijn. Meer zelfs ondervoeding (of eenzijdige voeding) en chronische ziektes kunnen een blijvende en dus onherstelbare schade aan de hersenen veroorzaken. Voeg daarbij een groot tekort aan intellectuele prikkels in de eerste vijf levensjaren en ziedaar onze benadering van het probleem waarom kinderen van 6/7 jaar hier echt dom kunnen zijn. Hun toekomst is dan al vergooid, vooral omdat de schade onherstelbaar is. Als onze diagnose juist is, zal een therapie opstellen niet moeilijk zijn. Betere voeding, betere hygiëne, gezondheid en voldoende intellectuele prikkels op jeugdige leeftijd zijn dan de meest doeltreffende maatregelen om gezonde en intellectuele normale jongeren te vormen. Zelfs in het slechtste geval dat wij dan de jongeren aan hun lot overlaten is het niet denkbeeldig dat die kinderen hun weg zullen maken of vinden, omdat ze juist die belangrijke intellectuele bagage zullen mee gekregen hebben. De uitvoering van deze therapie is nog een ander paar mouwen.

Wij kunnen heel wat doen aan die intellectuele prikkels en aan de ondervoeding van jonge kinderen. Het betrekken van de jonge moeders en vaders in ons streven is hier de grootste moeilijkheid. De jonge moeders moeten zelf goede voeding tot zich nemen omdat zij tot twee jaar borstvoeding geven. En ook voor de intellectuele prikkels tot twee jaar hebben wij de hulp van de jonge moeders en jonge vaders nodig. Maar voor ons is het oplossen van de factor gezondheid en hygiëne heel moeilijk. Hier zijn gewoon weinig of geen dokters, nauwelijks geneesmiddelen. Hygiëne is soms tegenstrijdig met onze visie van het geven van de nodige prikkels. Een baby van zes maanden moet volgens ons de kans krijgen om rond te kruipen, zo ontwikkelt het beter zijn motorische vaardigheden en kan de baby zelf zijn nieuwsgierigheid bevredigen. Maar op een aarden grond kruipen -geen vloeren, geen beton , binnen noch buiten - vandaag nat, morgen stoffig, waar allerlei ongedierte zit, waar giftige slangen kunnen opduiken, is ook niet de aangewezen weg om uit te groeien tot een gezonde baby. Wij hebben hier trouwens nog geen enkele baby zien kruipen. Misschien is de baby veiliger waar hij meestal zit: op de rug van de werkende, rustende, babbelende moeder. Lopen op blote voeten, met de handen eten, koken in weinig verluchte kamers op een houten open vuur, tandverzorging, wassen in stilstaand water, geen drinkbaar water enz. zijn andere heikele punten in een hygiënische levensstijl. Hier zijn er dus nog heel wat (onoplosbare?) problemen.

Een van onze secondaire doelstellingen is mensen van Vlaanderen te overhalen om ons hier te komen bezoeken. Wij stellen ons huis daarvoor het ganse jaar ter beschikking. Het is allemaal wel wat Malawisch maar het comfort dat wij kunnen bieden overstijgt duidelijk het gemiddelde van wat de hotels verstrekken. Wat willen wij hiermee bereiken? Omdat woorden wekken maar voorbeelden trekken, willen wij de mensen hier ter plaatse laten zien met wat wij bezig zijn en tezelfdertijd ook de noden, de kansarmoede, de ziektes, de onderontwikkeling enz.… Dat is ook goed omdat velen ons werk hier idealiseren. Mensen denken dat wij iedere dag veldwerk doen. Wij zijn wel veel bezig met ons project maar echt veldveld is minder dan ¼ van onze dagtaak. De rest gaat vooral naar oplossingen zoeken voor onze problemen (immigratie, de statuten van de NGO erkend te krijgen, internet in huis, boodschappen, ons personeel begeleiden enz.), oplossingen zoeken voor de problemen van ons project: materiaal naar ons project sturen, andere scholen, kleuterklassen of instellingen bezoeken om te leren (of ook om een kleine hulp te geven). Wij steken ook veel tijd in het onderhouden van de contacten met Vlaanderen.

Wat hebben wij te bieden: Voor hen die hier een stuk mee willen werken vragen wij enkel een bijdrage van 10 als deelname in de kosten. Ook de vervoerskosten zijn daar in begrepen. Voor jonge vrijwilligers vragen wij zelfs die kleine bijdrage niet als zij hier echt willen werken. Voor hen blijft alleen de vliegtuigreis nog te betalen. Voor de echte toeristen moeten wij dat nog bezien. Wij willen een gelijkaardige onkostenvergoeding en een bijdrage voor ons project. Omdat wij het ganse jaar door ons huis ter beschikking stellen, blijven wij natuurlijk ons eigen leven leiden maar de bezoekers kunnen opteren om dat stramien te volgen of om eigen accenten te leggen. Het is wel zo dat extra kosten ten laste zijn van de bezoekers.

Hoe ver staan wij nu? Wij hebben een plaatselijk kleuterklasje voor kinderen tussen 2 en 5 jaar verder uitgebouwd. Wij proberen meer variatie in de opvang van de kinderen te brengen. Voorlopig betalen wij gewoon het eten dat iedere voormiddag bereid wordt voor de peuters en de kleuters. Wij financieren het met eigen middelen. Dat kan omdat het leven zelf voor ons hier veel goedkoper is. Wat wij daarmee uitsparen, geven wij aan Malawi terug. Maar wij moeten naar een structuur komen dat zij zelf hun graangewassen, hun groenten en vooral hun vlees telen en kweken. Want op dit ogenblik, en dit is een schatting, eten meer dan 90 % van de plattelandsbevolking minder dan 1 keer per maand vlees. Gewoon omdat het te duur is. Ook wil een Malawiër geen geld steken in eten. De traditie zegt nzima (een graanproduct), dat is goedkoop, dat telen zij zelf, en met het grootste deel van hun geld, kopen zij van alles maar geen voedsel. Maar als zij zelf kweken en telen, misschien zelfs op overschot zodat zij kunnen verkopen, is de kans groot dat zij meer vlees eten. Wat zien wij nu: de CBO (Community Based Organisation met wie wij nu heel nauw samenwerken) kweekt met een drietal geiten en ieder jaar bij hun groot Kerstfeest slachten zij twee geiten. Maar het komt niet in hen op die kweek uit te breiden. Voor het opzetten van een veestapel hebben wij niet alleen de know how nodig, maar als wij de plaatselijke bevolking hierin willen betrekken en dat is bijna een noodzaak, moeten wij er rekening mee houden dat zij daar geen enkel voeling mee hebben. Wij ervaren dat met het geven van onderwijs, en het zal niet anders zijn met het opzetten van een veestapel. Winst maken, meer produceren dan nodig daar zijn zij niet mee bezig. Je moet weten dat de gemiddelde intelligentie hier zeer laag ligt. Een verre toekomst hebben zij niet (gemiddelde levensverwachting is minder dan 40 jaar), derhalve kennen zij alleen een dagplanning. Anderzijds is het dan weer een zeer vredelievend volk. En dat is voor ons een van de redenen waarom wij het hier zo naar onze zin hebben. Er is veel geduld nodig om hier iets te bereiken maar anderzijds is het vertrouwen in ons ook zeer groot en dus zijn er hier heel wat mogelijkheden. Maar het zal tijd vergen. En wie weet krijgen wij die tijd nog.>>

Hieronder kun je onze belevenissen lezen van de week. Wij zijn maandag naar Blantyre geweest en Johan heeft twee trainingen in Sitima gegeven en vrijdag hebben wij in de voormiddag onze kleuterleiders en -leidsters gaan helpen in Sitima maar voor de rest hebben wij thuis moeten blijven omdat wij ons huis verder aan het inrichten zijn (vloeren leggen, gordijnen hangen, bedden van muskietnetten voorzien enz.) want op 20 februari verwachten wij onze eerste vrijwilligster. Voor ons maar vooral voor haar zal dat een bijzondere ervaring zijn. Wij berichten daar later nog over.

Naar de dienst Erkenning van de statuten van NGO (vervolg) op maandag 4 februari 2008

Wat voorafging:

Op maandag 28 januari gingen wij naar de dienst Erkenning van de statuten van de NGO om te zien hoever het stond met de erkenning. Wij hadden pech (of goed voor de conditie) dat hun dienst op de vierde verdieping gevestigd was, zo een 80 trappen hoog. Al bij al zijn wij die dag vijf keer naar boven gegaan en een paar keer een verdieping lager moeten zijn, samen goed voor 500 trappen. Het resultaat was pover: een brief van mr. Sankhulani dat wij bezig waren met de erkenning van onze NGO. Deze brief konden wij dan gebruiken als wij naar de dienst Immigratie gingen voor de verlenging van onze verblijfsvergunning. Eerst bezochten wij een mevrouw die ons door de minister Callista Chimombo was aangeraden, die leidde ons naar mr. Sankhulani, een traag denkende, belangrijke persoon op de dienst. Daar kwamen wij te weten dat onze documenten naar ons teruggestuurd waren omdat er een drietal zaken niet in orde waren. Onze advocaat beweerde, bij hoog en bij laag, dat twee punten daarvan wel in orde waren. Ja, zei onze onzekere Sankhulani, maar een goedbedoelende man, ik ben geen jurist. De juristen zitten in Lilongwe. Hij moest hier al een eerste schifting doen en vele juridische beslissingen nemen hoewel hij dus geen jurist was. Het derde punt was een toevoeging van vier woorden (the registered trustees of ) aan onze naam. Dan naar een vadsige man (hij las zijn krant nog een minuutje voort toen wij recht tegenover hem aan zijn bureau kwamen plaatsnemen) die de briefwisseling naar de dienst verzending moet brengen, om te slotte te komen bij de dienst verzending met aan het hoofd een degelijke mv. Limbe. Op haar dienst zagen wij dat onze documenten naar ons waren verzonden ter correctie op 14 januari. Haar en hun besluit was dat de post niet goed werkt. Wij zijn ook even naar het post office geweest en daar zegden ze dat een brief maar één of twee dagen nodig heeft om in Zomba aan te komen omdat er daily traffic is. Hun besluit was dan weer dat de dienst Erkenning van …’ niet goed werkt.

Op maandag 4 februari, op de zestigste verjaardag van Johan, trokken wij opnieuw naar Blantyre voor de ongelijke strijd van twee blanken tegen de Malawische administratie. Wij hadden één doelstelling: te weten komen waar onze statuten waren. Onze rolverdeling was dat Johan de platte ging uithangen, hij zou de lieve oude zestiger spelen (bestaat die?), en dat Mieke meer het vervelende van de situatie moest verwoorden. Of onze casting juist was, laten wij in het midden. In onze overwegingen, na ons eerste bezoek, waren wij tot de conclusie gekomen dat mevrouw Limbe als laatste onze documenten in haar handen moet hebben gehad. Dus wij zouden onze aandacht nu op haar richten. En wij gingen er van uit dat onze documenten niet opgestuurd waren en dat zij dus nog in het gebouw van de registratie zouden liggen.

“Hallo, madam, how are you today?” begon Johan met zijn breedste glimlach. Waarschijnlijk niet gewoon dat er op een maandagochtend mensen zo vriendelijk kunnen zijn, moest zij even vooroverbuigen vooraleer onze groet te kunnen antwoorden. Of moest zij gewoon eerst haar drie tomaten op de grond zetten? Op onze weg naar haar bureau hadden wij een vrouw gezien die op de gang van de registratie tomaten aan het verkopen was. De eerste vrouw die wij bezochten was een vrouw die afkomstig was van Sitima, het voornaamste dorp waar ons project loopt. Het was de minister Callista Chimombo, die ons haar naam had doorgegeven. Ook vorige keer was zij behulpzaam maar echt geholpen had het allemaal niet. Eerst vroeg Johan naar de prijs en de kwaliteit van de tomaten. Toen Johan dan al lachend zei dat hij gekomen was niet alleen om over tomaten maar ook om over de constitutie te praten, kon zij, aan haar lach te horen, de grap best smaken. Het kan ook dat zij gewoon een beleefde en welopgevoede vrouw is. Zij belde naar mevrouw Limbe. Zij was nog niet op het kantoor. Normaal beginnen wij om 7u30 maar op maandag kan dat even uitlopen. Wij wisten niet goed of zij nu grappig wou zijn of dat zij het meende. Wat een dilemma: Lach je dan te hard en zij meende het dan komt dat niet goed over. Lach je niet en zij zegde het voor te lachen dan waren wij maar domme, saaie Europeanen die niet in waren voor een grapje. Het laatste leek ons toch het verstandigste, al was het al 9u45. Onze ingehouden lach was nog niet volledig onder controle of wie komt daar het bureau binnen, met een dik pak tomaten, jawel, mevrouw Limbe. Wat woorden gewisseld met onze dame van Sitima en zij richt zich dan tot ons en zegt dat wij even moesten wachten tot zij zou terugkomen (waarschijnlijk ging zij eerst haar tomaten in de ijskast stoppen). Ondertussen deed onze traag denkende Sankhulani ook zijn intrede in het kantoor. Eerst Johan en dan Mieke probeerden hem te bewerken. Zij speelde haar rol zo perfect dat hij zich ongemakkelijk begon te voelen en vroeg of wij hem naar zijn kantoor wilden volgen. Daar waren wij vlug uitgepraat en wij besloten, met hem, naar het bureau van mevr. Limbe te gaan. Daar proberen wij de hele rondgang van de statuten in kaart te brengen. Onze hamvraag was: wat is er met de statuten gebeurd nadat mevrouw Limbe op 14 januari in haar boek geschreven heeft dat onze documenten moeten opgezonden worden naar Zomba po box 971. Het antwoord is dan simpel: een boodschapper komt ze ophalen en brengt die naar de post. De documenten moeten in het postgebouw zijn. En zonder blikken of blozen durft mijnheer Sankhulani beweren dat de post een dienst is die niet goed werkt. Wij pakken hem op zijn woord: Waarom verstuur je dan belangrijke documenten met de post op? Meestal komen de stukken terecht. De beste mop vonden wij: Why are you so impatient? Mr. Sankhulani vond dat wij ongeduldig waren. Drie weken om een brief te versturen van Blantyre naar Zomba? Op de post hadden ze ons gezegd dat het maar 1 hooguit 2 dagen er over heen gaat. Want er is een dagelijkse bedeling. Ja, drie weken is lang, dat vonden zij toch ook.. Nog eens geprobeerd of de documenten niet naar een andere bureau of plaats konden gegaan zijn. Neen dat is niet mogelijk. Wij kwamen geen stap verder en dus nemen wij afscheid. Wij voelen wel dat het eerder onkunde is dan slechte wil of pesterij. Johan, wat vertederd door hun goede wil, blijft de vriendelijkheid zelf en zegt bij het afscheid: I love you all.Zij begonnen allen in de handen te kletsen van jolijt. Dat hadden zij hier op hun dienst nog nooit gehoord. En wij dropen met de glimlach af op weg naar het postkantoor. Het enige wat wij daar vernamen was dat men op de post ook een soort aangetekende verzending kennen. Maar wij besloten niet meer terug te keren naar de dienst van de erkenning. Wat ontgoocheld maar alles met een korreltje zout nemend (hun laatste woorden , het komt allemaal goed) begeven wij ons naar de garage waar wij s ochtend onze wagen hadden achtergelaten om remmen en stuurinrichting te laten nakijken. Pas daar zouden zij ons het lachen verleren (lees torenhoge rekening).

Epiloog:

Terwijl wij wat ontgoocheld naar huis reden, belde de minister Callista Chimombo ons op. Zij had contact gehad met de dienst in Lilongwe en zij dacht dat daar misschien de statuten lagen. Zij zou ons morgen terugbellen. Maar de dag nadien geen nieuws van de minister. Mieke had de week ervoor nog naar het postkantoor in Zomba geweest om te zien of onze statuten daar niet ergens rondslingerden. Zij zei dat de mevrouw heel gedienstig was en werkelijk heeft rondgekeken. Maar tevergeefs. Natuurlijk keken wij, telkens wij het postkantoor in Zomba voorbij kwamen, onze po box na maar het was telkens niets. Toen Johan op donderdag 7 februari, zonder veel hoop het deurtje open deed en het al weer wou sluiten, maar half kijkend, zag hij, in een flits, een grote bruine, veel belovende envelop liggen. Het is toch niet waar zeker? En ja, het was de brief van de dienst Erkenning van …’ verzonden op 15 januari en met een stempel op de achterzijde Zomba 17 januari. Dus wellicht is de brief in Zomba drie weken blijven hangen. Nu dinsdag gaan wij terug naar Blantyre en wij zijn blij dat wij hebben afscheid genomen met : I love you all. Dit geldt ook voor jou, lieve, geduldige lezer.